
Knobbelzwaan - Elegante watervogel met soms kuikens in twee kleuren
Kenmerken, leefgebied en gedrag
De Knobbelzwaan (Latijn: Cygnus olor, Engels: Mute Swan) is een grote, vrijwel geheel witte watervogel uit de familie Anatidae. De soort komt in Nederland zowel voor als broedvogel als overwinteraar.
Uiterlijke kenmerken
Volwassen Knobbelzwanen zijn zuiver wit gekleurd, met een opvallende knobbel bovenop de oranjerode snavel, groter bij het mannetje.
Kenmerken op een rij
Latijnse naam: Cygnus olor
Engelse naam: Mute Swan
Grootte: Lengte ca. 140–160 cm, vleugelspanwijdte 200–240 cm
Uiterlijk: Helder witte verenkleed, oranje snavel met zwarte basis en knobbel.
Leefgebied en verspreiding in Nederland
Knobbelzwanen broeden vooral in laagveengebieden met veel sloten, zoals veenweidegebieden, en vertonen regelmatig concentraties bij meren en plassen.
Aantalsontwikkeling en trend in Nederland en Europa
Volgens Sovon bedroeg de broedpopulatie in Nederland in 2018–2020 tussen 7 200 en 9 300 paren, en het wintermaximum lag tussen circa 41. 700–48 .400 vogels in 2016/17–2020/21. De aantallen groeiden lange tijd maar zijn sinds 2000 gestabiliseerd of licht afgenomen. De status is gunstig zowel voor broedende als niet-broedende vogels.
Gedrag en voeding
Knobbelzwanen zoeken tijdens de ruiperiode grote open wateren op, zoals de Randmeren, IJsselmeergebied en Deltagebied, vaak samen met vogels vanaf westelijk Duitsland. Ze voeden zich met waterplanten en vertonen in koude winters verplaatsingen tot ver buiten Nederland, soms richting Frankrijk.
Broeden
Broedtijd is van half maart tot eind juni (met name april), meestal met één legsel per jaar, bestaande uit 5–8 eieren; de broedduur is 35–38 dagen. De jongen blijven tot in de winter bij de ouders.
Herkenning in het veld
Jongen vertonen aanvankelijk grijs‑ tot bruinachtig dons, later lichter – grijzig in het eerste levensjaar. In sommige nesten komt wél ook wit dons voor — natuurlijke genetische variatie.
Verschillen met andere in Nederland voorkomende soorten
De Knobbelzwaan is ongeveer even groot als de Wilde Zwaan. De Kleine Zwaan komt ook in Nederland voor, maar die is een stukje kleiner. De Knobbelzwaan is geheel wit met oranje snavel en zwarte knobbel. Wilde Zwaan en Kleine Zwaan hebben een zwarte snavel met gele vlek.
De Wilde Zwaan heeft een geel met zwarte snavel
Ondersoorten
De soort is monotypisch, dus zonder ondersoorten.
Interessant om te weten – genetische kleurvariatie bij kuikens
Bij Knobbelzwanen geldt er een genetische kleurvariant waarbij kuikens in hetzelfde nest grijs-bruine én bijna geheel witte dons kunnen hebben:
Normale (wildtype) vorm: kuikens met grijs-bruin dons, volwassen vogels worden wit, jonge vogels blijven wat grijzig in het eerste jaar. De meest voorkomende vorm.
Leucistische (“Poolse”) vorm: kuikens met vrijwel geheel wit dons al bij uitkomen, door een recessieve erfelijke leucistische eigenschap. Volwassen vogels van deze vorm hebben vaak een iets doffere witte tint en minder pigment in poten en snavel.
Oorzaak van kleurmix in hetzelfde nest
Wanneer beide ouders drager zijn van het recessieve gen voor witte dons (maar zelf wildkleurig zijn), kunnen sommige jongen het gen dubbel erven en als witte kuikens uitkomen, terwijl anderen bruin/grijs dons hebben. Dit noemen we een heterozygoot ouderpaar.
Een Knobbelzwanen paar met jongen van beide variaties (foto: Sylvia Keller)
Leuk weetje: de term “Poolse Zwaan” komt doordat deze lichte variant in de 19e eeuw vaak in Polen werd waargenomen, maar ze komt voor in het hele verspreidingsgebied van Knobbelzwanen.